vrijdag 22 mei 2009

Fijn met de trein


In Sunauli vinden we zonder moeite een auto met chauffeur. Na de reis van gisteren en vanochtend willen we niet onze twee weken eerder geboekte trein van Gorakpur naar Varanassi missen. De chauffeur belooft ons er in twee uur te hebben en lijkt zich koste wat kost aan deze belofte te willen houden, hoewel we hem verzekeren dat we nog best wat speling hebben. Hij kent de weg – nee echt, hij kent letterlijk de weg: elk gat in het wegdek wordt ruim van tevoren met autistische precisie ontweken, tegenliggers of niet – en scheurt als een bezetene. Twee uur te vroeg zijn we er en nemen dankbaar afscheid van hem (dat we niet verder met hem hoeven). De treinen in India zijn vrij goed en scoren beduidend hoger op verkeersveiligheid dan elk ander vervoersmiddel in dit land. Stephan deelt een coupé met een Indiaas meisje, ik heb een bed aan het gangpad, dat afgesloten kan worden met een gordijn. Ik kan me heerlijk even opsluiten in mijn eigen cocon, uit het raampje staren en het Indiase leven buiten voorbij laten glijden zonder de stank en zonder het gestaar en gehassle. In de verte hoor ik dat het meisje Stephan woordjes in het Hindi probeert te leren. ‘Arme Stephan’ denk ik eerst, denkend aan onze lange reis en onze korte nacht. Ik ben blij dat ik even niet hoef te praten en in slaap kan dommelen. ‘Arm meisje’ denk ik even later. Want zoals ik geen getallenmens ben, is Stephan geen taalmens en als ik haar voor de derde keer hoor vragen: weet je nog wat ‘water’ is en hij ontkennend moet antwoorden, hoor ik haar zuchten.

‘Ontsnapping’ uit Nepal

De volgende ochtend willen we een taxi boeken om ons naar de grens met India te brengen. Maar: ‘no taxi’. Er is vanwege de rellen een curfew ingesteld. We zijn vier kilometer van de grens, het zal toch niet mislopen op dat laatste kleine stukje? De hotelklerk klaart op: lopen mag wel, is maar twintig minuten. We vermenigvuldigen het met de normale India/Nepal-factor: minimaal x2 of x4, maar we lijken geen andere keuze te hebben. Eenmaal buiten blijkt dat de weg is afgezet, een militair gebaart dat we via een bypass moeten. Als we dat proberen, draait een man voor ons zich om en drukt ons op het hart om om te keren. Bovendien is de grens dicht, zegt hij. Even leggen we ons erbij neer dat we in het hotel moeten afwachten. Maar stel dat de rellen alleen maar erger worden en dat er vandaag nog een kans is om het land uit te komen en morgen niet meer? We ontmoeten een Duitser die per se weg wil en we besluiten te kijken of we een riksja kunnen krijgen en als dat zo is, het risico te nemen. We vertrouwen erop dat lokale riksja-rijders de situatie beter kunnen inschatten dan wij. In een konvooi van drie riksja’s gaan we door dorpen en langs rijstvelden. Dan krijgen we de vraag of we naar de Indiase zijde of de Nepalese zijde van de grens willen. Naar de Nepalese zijde natuurlijk, we zijn tenslotte in Nepal. Toch? Nee we zijn nu in India, komt het antwoord. Wat bedoel je, we zijn illegaal de grens overgestoken? Ja, komt het gegrinnikte antwoord. Oke, deze dag wordt steeds interessanter… We besluiten dat we toch echt naar de Nepalese kant moeten. Zonder exit-stempel kunnen we problemen krijgen. De rijders klimmen weer op hun fietsen en peddelen ons naar grens. In de verte zien we het plaatsje Sunauli aan de andere kant van de grens, waar het hectische leven in India zijn gewone gang gaat. Maar aan de Nepalese kant heerst doodse stilte. Het laatste stuk moeten we lopen. Met onze bagage komen we aan bij de controlepost. De grens is gesloten voor al het in- en uitgaande verkeer en personen, met één uitzondering: uitgaande personen die lopend de grens oversteken. Ha, dat zijn wij! Na het invullen van een aantal formulieren en het getuur van de beambte naar onze paspoorten en papieren (terwijl wij onze adem inhouden), klinkt ineens het vertrouwde gemep van stempels op papieren en in paspoorten. Dat is één… en twee. Met beide paspoorten veilig in onze hand lopen we het stuk niemandsland naar de Indiase grens, waar we dankzij onze multiple-entry visa uit Melbourne zonder al te veel plichtplegingen worden toegelaten.

Maoïsten en een helse tocht


Waarom hebben we toch nooit eerder van de Maoïsten gehoord? Waarschijnlijk omdat Nepal in Nederland nooit echt in het nieuws is. Toch vreemd, want hun acties hebben grote impact op het land en – minder belangrijk, maar toch vervelend – maken het reizen soms ook een hachelijke onderneming. Zoals vandaag, de dag dat wij vanuit Pokhara naar de zuidelijke grens met India reizen. Na een paar uur vrij voorspoedig vooruit te zijn gekomen (de beperkte beenruimte, overbeladen bus, het audiosysteem op ‘schreeuwstand’ en de boerende en onbeschofte mannelijke passagiers niet meegerekend), stopt de bus net na de lunchbreak (met toiletten waar je écht niet in wilt, dat wordt weer op de hurken achter een paar struiken) opnieuw. Na tien minuten stapt een deel van de passagiers uit en gaat lekker liggen loungen op een stuk beton en ook de chauffeur en zijn maatje liggen ergens relaxed te liggen. Het ziet er niet naar uit dat we snel weer gaan rijden. Er zitten nog een paar buitenlanders in de bus, twee Zweedse jongens, drie Deense vrouwen en een Japanse jongen. Eerst lijkt niemand onze vragen te begrijpen, later krijgen we beetje bij beetje het verhaal, hoewel er wel verschillende versies circuleren: “Een van de leiders van de Maoïsten is vermoord en nu hebben ze op de weg naar de grens wegblokkades opgericht en branden gesticht.” Een andere is: “Maoïsten hebben een leider van de communisten vermoord”. Hoe het ook zit, het verkeer zit vast. In de loop van de dag komen we af en toe een stukje voorruit, maar staan we vaker stil. De sfeer wordt steeds meer gespannen. We zien wegblokkades, rotsblokken op de weg en hele stukken van de berm en de omringende heuvels staan in de brand. En we ontdekken hoe verwend we zijn geworden als reizigers: als we tijdens een van de gedwongen pauzes dertien man op onze tassen op het dak van de bus zien zitten voor een spelletje kaart, moeten we toch even slikken als we denken aan onze externe harde schijf en cardreader die daar ergens in zitten. Een paar uur later wordt het schemerig en hebben we geen idee hoe ver het nog is naar de grens. We staan rijendik ingepakt en zo ver als we kunnen kijken zien we andere bussen, vrachtwagens en jeeptaxi’s. Af en toe komt er een ambulance uit de tegenovergestelde richting. Het gerucht gaat rond dat we de nacht door moeten brengen in de bus, omdat de overheid vanwege de onrusten een bewegingsverbod instelt. Een van de Deense vrouwen vraagt of onze bagage wel veilig is in het donker op de bus en freakt als de buschauffeur moet lachen. Het is een legitieme vraag, want de verhalen over diefstallen in en van de Nepalese bussen zijn legendarisch en het is nu zo donker dat we alleen nog maar contouren kunnen zien, ideale omstandigheden natuurlijk. Maar voor een Nepalees moet het een bevestiging zijn van de standaard westerling: altijd bezorgd om ‘spullen’. Nadat we ons erbij neer hebben gelegd dat we de nacht gaan doorbrengen in deze overbevolkte bus, zit er toch ineens beweging in het verkeer en rijden we, met nog een aantal opstoppingen en onderbrekingen, in het aardedonker naar het grensplaatsje. Veertien uur (in plaats van de beloofde vijf tot zeven uur) na vertrek komen we aan, vinden een hotel en vallen ondanks het flinterdunne matras direct in slaap.

Romeo & Juliet


Twee schattige jongetjes proberen ons op straat iets te verkopen. Hun verlegen houding zegt ons dat dit niet de gemiddelde verkooptruc is en we minderen vaart. Ze duwen een papiertje in ons hand. Het is een toegangsbewijs voor Romeo & Juliet, door scholieren van Shamrock School in restaurant Tic Tac. We besluiten de twee verfrommelde papiertjes te wisselen voor een handje Nepalese rupees en ze huppelen vrolijk lachend weg. Als we die avond aankomen bij het restaurant en lachend vragen of hier echt een uitvoering is, worden we meteen door een paar prachtige meisjes met pikzwarte vlechten en strak in het schooluniform naar boven gedirigeerd. Wat volgt is een chaotische en onverstaanbare, maar hartveroverende uitvoering van Romeo en Juliet, met in de zaal de rest van de schoolkinderen, die supertrots zijn en de reacties van het publiek met glimmende ogen registreren. Een van de schoolmeisjes die bij ons in de buurt hangen, vertelt dat iedereen die niet meedoet aan het toneelstuk, in de organisatie zit. “Jullie zijn het management dus, dat is misschien nog wel beter dan een hoofdrol”. Ze knikt trots: daar is ze het helemaal mee eens.

Opvang van roofvogels in Maya Devi



Een groot deel van de opbrengst van de paraglide- en parahawkingvluchten gaat naar Himalayan Raptor Rescue, een opvangcentrum voor roofvogels (en homebase voor de paragliders) in Maya Devi, net buiten Pokhara. Het aantal roofvogels in de regio is in korte tijd met negentig procent gedaald, door het gebruik van een nieuw medicijn voor het vee (dat giftig is voor de roofvogels als ze de kadavers eten). Ook worden veel vogels verwond door lokale mensen, die stenen gooien als ze in de buurt van dorpen en huizen komen. Himalayan Raptor Rescue vangt de vogels op en laat ze later vrij in een beschermd natuurgebied in een ander deel van Nepal. Vogels die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen kunnen in Maya Devi blijven. Drie van deze vogels zijn getraind voor het parahawken: Kevin, Bob en Brad (op de onderste foto pilot Brad met vulture Bob, op die erboven pilot en falkenier Scott met een van de opgevangen vogels). Als je geïnteresseerd en in de buurt bent kun je altijd even bij Maya Devi gaan kijken (http://www.himalayanfrontiers.co.uk/home/mayadevi.html) of een donatie doen via de website (http://www.parahawking.com/, klik op Himalayan Raptor Rescue). Egyptian Vulture Kevin heeft zelfs een eigen facebookpagina.

Parahawking: vliegen met roofvogels


“Moet dat nou, drie vluchten?’, vraag Stephan. Ja, soms lees je iets en dan móet dat. Parahawking bijvoorbeeld: paragliden met getrainde roofvogels die de beste thermiek opzoeken. Hoe fantastisch klinkt dat? En dan aan de voet van de Himalaya! We kruipen met piloten Scott en Brad en de Egyptian vulture Kevin in een onmogelijk kleine taxi die ons naar startpunt Sarangkot brengt. Omdat we allebei geen piloten zijn, maken we tandemvluchten. Stephan gaat vooruit met Brad. Na een niet-vlekkeloze start, lukt de tweede poging en zeilen ze naar beneden, waar ze thermiek oppikken en naar boven cirkelen. Mijn pilot, Scott, laat ondertussen vulture Kevin gaan, die direct achter Brad en Stephan aanvliegt. Dan is het onze beurt. “Rennen, rennen, rennen”, dreunt er in mijn hoofd, een tip van een pilot tijdens een vlucht in Frankrijk: altijd blijven rennen, zelfs als je loskomt, want de kans is groot dat je opnieuw de grond aantipt. Dan zijn we ook los en zweven over het dal. We zien Pokhara en de met sneeuwbedekte toppen van de Himalaya door de mist in de verte. In oktober en november is de lucht meestal helder en moet het uitzicht helemáál fenomenaal zijn. We volgen Kevin die zonder moeite goede thermiek oppikt. Ook wij cirkelen naar boven. Dan zegt Scott: “get ready”, het sein dat hij Kevin gaat roepen. Ik steek mijn met een falkeniershandschoen bedekte linkerarm uit en na een paar minuten komt Kevin aangezeild en landt op mijn uitgestrekte arm. Hij pikt zijn beloning (een stukje vlees) tussen duim en wijsvinger vandaan en blijft dan nog even zitten. Hij kijkt om zich heen en naar ons alsof hij het wel lekker vindt, zo’n moeiteloze lift. Dan maakt hij zich weer los van de handschoen en zeilt weg, het beeld van zijn uitgestrekte vleugels met daaronder het landschap van de Himalayas is onvergetelijk. Na een lunch at homebase (Maya Devi) gaan we opnieuw op stap met Bob, ook een Egyptian vulture. Dit keer gaan Scott en ik eerst en Brad en Stephan komen daarna. Bob heeft echter de kolder in zijn kop en Brad (net zo gek van vliegen), besluit hem te volgen. Ik ben ze kwijt, maar Scott knikt naar boven: daar zijn ze. Eerst zie ik niets, dan een héél klein stipje, hun zeil tegen de blauwe lucht. Dan kijk ik naar beneden: wij zitten zelf ook niet bepaald op geringe hoogte… Stephan vertelt later dat de hoogtemeter klonk als een overspannen sirene en dat ze bijna op 5000 meter zaten. Bij de landing zegt Brad onschuldig: ik dacht dat het beter was om Bob te volgen. Later lees ik op internet dat Brad een liefde heeft voor grote hoogtes: hij heeft het wereldrecord voor de hoogste paraglide-vlucht op zijn naam (gevlogen in Pakistan). ’s Middags verandert het weer, waardoor de derde vlucht helaas niet doorgaat, maar dat geeft niet: ondanks onze niet doorgegane trekking is ons bezoek aan Nepal hiermee helemaal goedgemaakt.
www.parahawking.com (ben je in Pokhara, kijk dan uit naar het kantoor van Himalayan Frontiers Paragliding).
FILMPJE ZIEN? Linda vliegt: http://www.youtube.com/watch?v=ocEF6795aPI

donderdag 21 mei 2009

Hozen of verzuipen




Omdat de manager, die Bicky heet, zich een beetje schuldig voelt dat hij het geld van onze trekking niet terug kan (of wil) geven, heeft hij iets voor ons georganiseerd. Zodra Stephan zich weer beter voelt, gaan we er samen met hem en zijn vrouw Vawana een dag op uit. We maken een korte wandeling in de heuvels, drinken thee en stappen dan in een houten bootje voor een tochtje over een van de meren. ‘Very beautiful, isn’t it’, zegt hij. “Yes yes, very beautiful”, antwoord ik, maar ik ben een beetje afgeleid door de bodem van het bootje. Lag daar nou al zoveel water in toen we begonnen met varen? Na nog vijf minuten begint het water ín de boot op het ritme van het roeien te klotsen en dringt het tot me door: dit bootje is zo lek als een vergiet. Ik kijk naar het bootsvrouwtje dat achter me met haar roeispaan in de weer is en ze knikt naar een half opengesneden colafles op de bodem van de boot. Die ik dan maar oppak en gebruik om te hozen. “Are you happy? Because I am happy if you are happy”, zegt Bicky. “Yes, I am very happy, thank you”, terwijl ik weer een lading water overboord gooi.

(No) trekking



Pokhara is trekking-walhalla en dit is ook de reden waarom we hier zijn, maar na een heftige voedselvergiftiging in Kathmandu wil ik het rustig aan doen. De manager van ons hotel, een oud-gids, weet precies wat we willen. “This is it for you, not too heavy. Really. First day, six hour walking. Second day, also six hour walking. Third day, up at 4 o’clock in de morning, climb to top. Fourth day, 8 hour walking. Luggage is carried. You only worry about camera and water. And sunscreen maybe, because you have white skin. Easy. Everybody can do.” Sceptisch kijken we elkaar aan. Ook na vier dagen zonder eten en met slappe benen? “Three hours in de mountains and your body is okay again.” Mmm, we weten niet of we dat moeten geloven. Dan gooit hij er nog een schepje bovenop. “No really, everybody can do, we call: CocaCola-trek. See this track here (wijst aan op de kaart): flat as a pancake!” Ja ho even, nou ophouden hè: als we vier dagen gaan lopen, willen we bij terugkomst toch nog wel een béétje respect krijgen… Manager wil ons direct de dag erna al weg laten gaan, maar wij besluiten één dag in Pokhara te blijven om nog wat dingen op internet te regelen voor het vervolg van onze reis. De ochtend van onze driedaagse trekking begrijpen we waarom hij ons zo snel uit Pokhara weg wilde hebben: de westerlingen vallen hier bij bosjes. Na zes maanden reizen zonder ziek te zijn geworden, hebben we ondanks onze voorzichtigheid beide binnen vier dagen in Nepal voedselvergiftiging, Stephan op de ochtend van onze trekking, die dus niet door kan gaan. De komende dagen genieten we weer van het Annapurna-gebied vanachter het raam van onze hotelkamer (en zien de toiletpot meer van binnen dan ons lief is).

Pokhara: besneeuwde bergtoppen

De volgende dag gaan we met de bus naar Pokhara bij het Annapurna-gebergte, uitvalsbasis voor veel trekkings. Na een powerplate-sessie van zeven uur in de bus (het is nog geen tweehonderd kilometer van Kathmandu naar Pokhara, maar de wegen zijn slecht) en vanwege de smogachtige mist zonder uitzicht op de bergen, zijn we er. We besluiten de volgende dag rustig aan te doen en uit te slapen, maar worden om 7.15 uur wakker gebeld door de manager van het hotel: ‘you can see the mountains now, open your curtains!’. Dat is onze eigen schuld, hadden we die arme man gisteren maar niet drie keer moeten vragen of hij wist wat voor weer het zou worden. Hij zwoor ongeveer op het hoofd van zijn dochter dat we vanuit ons bed de bergen zouden kunnen zien.

Oproer in Kathmandu








Na vier dagen sightseeing en onze reis voorbereiden in Delhi besluiten we eerst naar Kathmandu (Nepal) te vliegen en langzaam overland terug naar India te reizen. We bezoeken een paar tempels en een middeleeuws dorpje, maar zien helaas door de mist niets van de Himalaya. De politieke situatie in Nepal is niet heel stabiel, ongeveer 40% van het land is in handen van Maoïsten, die overigens niet door China worden erkend. Op een van de avonden in Kathmandu worden we wakker gehouden door een aanzwellende menigte voor het hotel. We kijken uit het raam en zien steeds meer jonge mannen die zich verzamelen. Door de powercut (de overheid verzorgt maar acht uur stroom per dag) is het stikdonker in de stad, hier en daar worden wat panden verlicht door aggregaten en kaarsen. We horen gehaaste voetstappen uit verschillende steegjes komen en zien lange schaduwen langs muren. Dan begint een man leuzen te roepen, die krachtig worden herhaald door de menigte. Mmm, toch lastig als je de taal niet verstaat. Is dit een demonstratie voor meer dierenliefde in Nepal, of moeten we ons zorgen gaan maken? Het hek naar ons hotel is dicht, maar de stoel waar normaal de bewaker zit, is leeg. Dan zien we een paar schaduwen achter ons gordijn. Een paar gasten staan buiten op de veranda voor onze kamer op de vierde verdieping. Er is een Nepalees bij, die zachtjes uitleg geeft. Er zijn net studentenverkiezingen geweest en die worden in Nepal erg serieus genomen, de partijen zijn gelieerd aan de landelijke politieke partijen in Nepal. Oke, fluisteren we terug, en wat is dit: de verliezende of de winnende partij. “De winnende, they are very happy”. We kijken nog eens goed naar de gezichten: dit zijn dus blije Nepalezen. Zijn wij blij dat we niet in de verliezende wijk zitten. De dag daarna lezen we in de krant dat er honderden gewonden en één dode zijn gevallen die nacht. Verder zijn er vier doden gevallen door het onweer, is er een vliegtuig gecrasht op Kathmandu Airport en zijn er bushfires waarbij doden zijn gevallen. “Wat een land”, hoor ik Stephan zuchten.

Langzaam wennen



















Onze eerste dag in Delhi (we zijn ’s ochtends vroeg aangekomen na een nachtvlucht) besluiten we onze blootstelling aan de stad te beperken tot een paar uur. Zodat we daarna een paar uur in foetushouding onder de dekens kunnen liggen… We maken er grappen over, maar wil je Delhi in een rekenkundige formule samenvatten, dan zou het zoiets zijn: (Marakesh + Cairo)²= Delhi. Het vuil, de armoede, de bedelaars, het lawaai, de stank, de smog, maar vooral de sjaggeraars die individuele reizigers geen seconde met rust laten, zijn overweldigend. Onze zintuigen draaien overuren en het blijkt helaas moeilijk om mensen met een open blik tegemoet te blijven treden als je vertrouwen ontelbare keren wordt geschaad. We ontdekken de stad en meer, namelijk dat twee dingen hier heel belangrijk zijn: weet waar je bent en weet wat je wilt. Zelfs in het hotel zijn we niet veilig en worden we elke ochtend ondervraagd over wat we gaan doen en krijgen we te horen dat we eerst naar een reisbureau van een vriend ‘moeten’, daarna zijn we ‘vrij’ om te doen wat we willen. We ontdekken ook dat beleefd zijn hier erg veel tijd gaat kosten en sneaken vanaf dag twee snel langs de receptie en reageren niet meer op elke ‘excúse me’ op straat. Op dag drie krijgen we ineens onverwacht een eerlijk antwoord als we de weg naar een koffiehuisje vragen. En diezelfde dag heeft een boekhandel inderdaad het boek met treintijden dat we zoeken. Maar we zijn sceptisch en gaan er vanuit dat het niet klopt, tot het tegendeel is bewezen. We schrikken van deze kant van onszelf en vinden het erg vermoeiend om de hele dag aangesproken te worden en op je hoede te moeten zijn.

This is India


“Lot of people, lot of traffic”, vat onze taxichauffeur Delhi voor ons samen met een onvervalst Bollywood-accent. Dan: een luide klap, het gekraak van blik op blik en wij zitten bijna met onze tanden in de rugleuning van de voorstoelen. We zijn koud een paar uur in India en we zitten in een kop-staartbotsing. Alle chauffeurs stappen uit om naar de schade te kijken. Geweldig, dat gaat wel even duren, denken we. Maar binnen 30 seconden is iedereen weer ingestapt en vervolgen we onze weg. “See! This is India”, zegt onze chauffeur.